Selecteer een pagina

Enkele historische mijlpalen

Reeds in de 9de eeuw bestond hier waarschijnlijk een kapel toegewijd aan St.-Michiel. In de 11de eeuw werd een Romaanse kerk gebouwd en tot kapittelkerk verheven (1047). Na de overbrenging van de relikwieën van Ste-Goedele kreeg ze de dubbele naam “collegiale kerk van St-Michiel en Ste-Goedele”. In februari 1962 kreeg ze de rang van kathedraal en sindsdien is ze samen met de St-Romboutskathedraal te Mechelen de zetel van de aartsbisschop van Mechelen-Brussel. In 1226 werd begonnen met de bouw van het gotische koor.

De rest van de kerk is in Brabantse gotiek opgetrokken. Te bewonderen kunstwerken zijn o.a. de glasramen en de biechtstoelen (beide 16de eeuw), en de preekstoel (17de eeuw). De beiaard daterend uit 1975. De kathedraal werd grondig gerestaureerd van 1982 tot eind 1999. Restanten van de Romaanse kerk werden blootgelegd, zoals ook de Romaanse crypte onder het hoogkoor. De voormalige collegiale kerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele, een gravure uit Antonius Sanderus Chrographia Sacra Brabaniae, Tomus III, Hagae Comitum, Apud Christianum Van Lom, 1727

Overzicht

De bouw van de Kathedraal (vroeger Sint-Michiels- en Sint-Goedelecollegiale) werd in het begin van de 13de eeuw aangevat onder de leiding van Hendrik I, hertog van Brabant. Dit tijdstip valt samen met de intrede van de gotische stijl in onze gewesten. De bouw van deze kerk vergde ongeveer 300 jaar en het grootse gebouw werd pas onder Keizer Karel voltooid. In de architectuur ervan vindt men de verschillende kenmerken van de Brabantse gotiek.

De restauratiewerken aan kruisbeuk en middenschip, gedurende de jaren 1983 tot 1989, hebben aan stenen, gewelven en glasramen hun oude glans teruggegeven. Terzelfdertijd hebben deze werken belangrijke en merkwaardig bewaarde overblijfselen van de XIe eeuwse Romaanse kerk blootgelegd. Op en rond dit romaans gebedshuis werd de huidige gotische constructie opgericht. Deze romaanse overblijfselen kunnen bezocht worden.

Schip

  • Beelden van de apostelen (foto), tegen de zuilen: werken in de 17de eeuwse barokstijl door de grote toenmalige Brabantse kunstenaars, Jeroom Duquesnoy de Jonge, Lucas Faid’herbe, Tobias de Lelis,… werden opnieuw in de Kathedraal geplaatst na de vernieling van de gepolychromeerde beelden tijdens de beeldenstorm van de 16e eeuw en benadrukken de apostolische oorsprong van de Kerk.
  • Zuilkapitelen met gekrulde koolbladen (foto), die ruitvormig met elkaar verbonden zijn.
  • Triforium (foto) met fijnzinnige klaverbladvormige boogjes.
  • Sluitstenen: de oorspronkelijke polychromie kwam opnieuw te voorschijn na de restauratie .
  • Preekstoel: gebeeldhouwd in naturalistische barikstijl door H.F.Verbruggen in 1699. Een voorstelling van de zondeval van Adam en Eva, de beloofde Verlossing met de Maagd (zoals de heilige Johannes in zijn Apocalyps heeft beschreven: rechtopstaand op de wassende maan, haar hoofd met twaalf sterren gekroond) met het kind Jezus. Maagd en Kind houden een lang kruis vast waarmee ze de kop van de slang doorboren.
  • Groot Grenzing-orgel (foto) in de vorm van een zwaluwnest (ingehuldigd in oktober 2000).

Zijbeuken

  • Glasramen (foto 1, foto 2) van J.B. Capronnier (19e eeuw).
  • Eiken biechtstoelen (foto) door Jan Van Delen (17e eeuw).

Kruisbeuk

  • Stenen altaar: werk van beeldhouwer Michel Smolders en gewijd in juni 2000
  • Tegen de linkerzuil: Hemelvaart van Christus in gedreven koper (1968) door Camille Colruyt.

Met de rug naar het altaar, heeft u een zicht op het glasraam van het LAATSTE OORDEEL (1528), reeds in de geest van de  Renaissance door zijn monumentaliteit en de bewegingsweergave van zijn personnages (onbekende meesters).

Noorder Kruisbeuk

Glasraam van de Antwerpse meester-glazenier Jan Haeck, verwezenlijkt in 1537 naar een ontwerp van Barend van Orley, 16e eeuwse Brusselse schilder, die de grondslagen van de Renaissancekunst in onze gewesten introduceerde. Het stelt Keizer Karel voor met zijn echtgenote, Isabella van Portugal, in aanbidding voor het Heilig Sacrament, omringd door hun patronen, Karel de Grote en de Heilige Elisabeth van Hongarije.

Rechts van het portaal

Een beeld, één en al elegantie en tederheid, met als motief: “Opvoeding van de Heilige Maagd door de Heilige Anna” door Jeroom Duquesnoy de Jonge (17e eeuw) naar een schilderij van Rubens.

Zuider Kruisbeuk

Glasraam van Jan Haeck (ontwerp van Barend van Orley) uit 1538; het stelt Lodewijk II van Hongarije voor, met zijn echtgenote, Maria van Hongarije, zuster van Keizer Karel, knielend voor de Heilige Drieëenheid; beiden staan onder de bescherming van hun schutspatronen, de Heilige Lodewijk en O.L. Vrouw.

Koor

  • Gotische constructie (1225-1265). Gerestaureerd van 1990 tot 1999.
  • Grafzerken van de Hertogen van Brabant en van Aartshertog Ernest van Oostenrijk (17de eeuw) door Robert Colyn de Nole
  • Koorgestoelte, afkomstig uit de oude abdij van Vorst
  • Hoogaltaar in verguld koper (1887) door Lambert Van Rijswijck
  • Romaanse crypte, daterend uit de XIde eeuw

Links van het koor

Heilig Sacramentskapel (1534-1539) in een flamboyante gotische stijl. Heden ten dage worden hier nu de kunstschatten tentoongesteld.

Rechts van het koor

Kapel van O.L.Vrouw van Bevrijding (1649-1655) in laat-gotische stijl. Barokaltaar van Jan Voorspoel (1666). Beeld van O.L.Vrouw van Bevrijding (1592).

Achter het koor

Magdalenakapel (of Maeskapel) (1675). Albasten Passie-retabel (1538) gerealiseerd door Jan Mone.

Archeologische vondsten

Nog voor de laatste wereldoorlog werd, bij onderzoek omwille van de voorziene Noord-Zuid verbinding, de aanwezigheid van een romaans voorgebouw (westbouw) ontdekt. De westbouw is een constructie die in het westen van Romaanse kerken werd opgetrokken en die diende als versterkt toevluchtsoord voor de middeleeuwse volkeren die met de oorlogen van de landheren werden geconfronteerd. Zijn volledige funderingen en deze van een, aan de huidige gotische kathedraal voorafgaande, Romaanse kerk werden ontdekt tijdens de laatste restauratiecampagne (1983-1989).

Dank zij spiegels kunnen de bezoekers de overblijselen van de Romaanse kerk uit de XIde eeuw bewonderen: de westbouw, de narthex en de funderingen van de triomfboog die de narthex scheidde van de westbouw.

De omtreklijnen van de buitenmuren, van het transept en de pijlers van het middenschip, en die van de westbouw en zijn torens werden zichtbaar gemaakt op de vloer van de gotische kathedraal door middel van een lichtere vloerbedekking in witte Vinalsteen. De overige vloerbedekking van de kathedraal bestaat uit grijze Doornikse steen.

De vloer van de romaanse kerk bevond zich 1,70 m lager dan die van de huidige gothische kerk.

De fundamenten van de westbouw tonen duidelijk de torens en hun ingangen, en de vloer die diende als ondergrond voor het bereiden van een kalkbasis voor de bouw van de gotische kerk. De aanwezigheid van twee later gebouwde graven (17de-18de eeuw) bewijzen dat de fundamenten van de romaanse kerk gebruikt werden als begraafplaats tijdens de gothische tijd.

Het groot grenzing-orgel

Het groot orgel van de kathedraal heeft een indrukwekkende klank en een prachtige kast. Het hangt als een zwaluwnest onder de gewelven. Zo’n ophanging werd meer toegepast door orgelbouwers in onze streken. Men vindt ze bijvoorbeeld ook in de gotische kathedralen van Chartres, Keulen en Straatsburg.

Het orgel telt 4.300 pijpen, verdeeld over 63 registers, 4 manualen en 1 voetklavier. De speeltafel bevindt zich in het midden onder de Spaanse trompetten en de galerij biedt voldoende plaats voor enkele solisten. De rijke dispositie maakt het mogelijk orgelwerken uit verschillende stijlperioden te vertolken.

De kast maakt een luchtige indruk en past uitstekend in de gotische architectuur.

Dit prachtige instrument is het werk van de geniale Duitse orgelbouwer, Gerhard Grenzing, en zijn Spaanse medewerkers uit Barcelona. Het kastontwerp is van de Engelse architect Simon Platt.

Het koororgel van Patrick Collon

Het koororgel, gebouwd door Patrick Collon, werd in 1977 ingespeeld door de toenmalige organist-titularis Jozef Sluys. Het instrument is geïnspireerd naar de orgels van de 18de eeuwse Saksische orgelbouwer Gottfried Silbermann, en telt 28 registers verdeeld over twee klavieren en voetklavier.
 

Het nieuwe hoofdaltaar

De plaatsing van het nieuwe hoofdaltaar op de kruising van het schip en de dwarsbeuk vormde de bekroning van de restauratie van de kathedraal. Het werd op Hemelvaartsdag, 1 juni 2000, door kardinaal Danneels gewijd.

Dit stenen altaar is meer dan een kunstwerk. Het verwijst naar een mysterie, een aanwezigheid. Het brengt ons zo dicht mogelijk bij het mysterie van de persoon en het werk van Christus. Het is de offertafel en herinnert zowel aan het Laatste Avondmaal als aan het kruis. Het is de tafel voor de eucharistische maaltijd waarop Hij zijn volk uitnodigt, een voorafbeelding van het hemelse bruiloftsmaal.

Het altaar is het werk van beeldhouwer Michel Smolders, die het heeft gekapt in de steengroeve van Avins, ten oosten van Huy. Het is één blok van drie ton in fijn graniet. Bewerkt vertoont de steen grijze en witte tinten, gepolijst een donkere kleur. De bewerkte zijkanten geven een variatie aan kleurschakeringen te zien, terwijl de gepolijste bovenkant diepdonker is met vijf ingehouwen consecratiekruisen: één op elke hoek en één in het midden. De compositie waarin de horizontale lijn domineert, symboliseert een boom waarvan een deel naar boven en een deel naar onder wijst. Die symbolische boom verbindt de aarde met de hemel.

Het Sacrament van Mirakel

“De Joodse gemeenschap van Brussel werd in 1370 beschuldigd en gestraft voor de profanatie van het H. Sacrament. Op Goede Vrijdag 1370, zou men in de synagoge, gestolen hosties met een dolk doorboord hebben. Uit de hosties zou bloed gevloeid zijn.

De diocesane autoriteiten van het bisdom Mechelen-Brussel hebben in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie en na kennisname van het historisch onderzoek, in 1968, de aandacht gevestigd op het tendentieuze karakter van de beschuldiging en de legendarische voorstelling van het mirakel”.

Deze bronzen plaat werd onthuld door Kardinaal L.J. Suenens in 1977 in de vroegere kapel van het Heilig Sacrament, vandaag de schatkamer. Het omvat een verklaring in verband met het zogenaamd mirakel, dat tot kort na de tweede wereldoorlog werd vereerd in de kapel die heden ten dage kathedraalmuseum en schatkamer is. Volgens de legende zouden Joden in 1370 in de Brusselse synagoge hosties doorstoken hebben met messen en uit deze hosties zou bloed hebben gevloeid. De overblijfselen van de hosties werden gedurende eeuwen vereerd als het Sacrament van het Mirakel. Het staat vast dat in mei 1370 een zestal Joden uit Brussel en Leuven werden terechtgesteld op een brandstapel nadat ze werden beschuldigd van diefstal en ontheiliging van het Heilig Sacrament (de zogenaamde bloedlaster). Men weet dat Joodse goederen verbeurd werden verklaard en dat van bij de aanvang werd geloofd dat uit de hosties bloed vloeide. Later, in de 17de en 18de eeuw, beweerde men dat alle Joden in 1370 uit het Hertogdom Brabant werden verbannen. De schuld van de Joden werd nooit bewezen.

Integendeel, de beschuldiging van ontheiliging van de hosties werd nooit bewezen. Alleen al het vermeende geloof in het mirakel was voldoende als rechtvaardiging voor de terechtstelling van de Joden. De beschuldiging van de Joden maakte het mirakel geloofwaardig. Meer nog, het vermeende mirakel zorgde voor een gewilde kans om zich te ontdoen van de Joden. Voor de gelovigen diende het mirakel als teken en bewijs van de echte aanwezigheid van Christus in de Eucharistie. Soortgelijke ‘’Eucharistische mirakels’’, met daaraan verbonden de vermeende schuld van de Joden, kwamen ook elders voor tijdens de Middeleeuwen. Sporen van rode schimmel op hosties werden voorgesteld als bloedsporen, het bloed van Christus. De legende van het Mirakel van het Heilig Sacrament is een onderwerp dat terug te vinden is in meerdere kunstwerken in de kathedraal. Speciaal te vermelden zijn  de glasramen uit de 16de eeuw die zich bevinden in de Sacramentskapel, waar vandaag de dag zich de schatkamer van de kathedraal bevindt, en waar men relikwieën van het Sacrament van het Mirakel uit verschillende tijdsperioden kan bezichtigen.

Ook zijn er in het koor de wandtapijten uit de 18de eeuw, maar deze zijn niet meer tentoongesteld. Verder is er in de zijbeuken van de kathedraal nog een indrukwekkende reeks glasramen uit de 19de eeuw. De laatste vijf glasramen van de noordelijke zijbeuk, dichtbij de kapel van het Heilig Sacrament van Mirakel, zijn een voorstelling van de aanbidding van het Heilig Sacrament van Mirakel in de periode van ongeveer 1436 tot 1870. De eerste tien glasramen, waarvan acht in de zuidelijke zijbeuk, vanaf de voorzijde, en twee aan de achterzijde van de noordelijke zijbeuk, zijn een weergave van de overlevering van de legende in Brussel tijdens het midden van de 15de eeuw. De legende verliep als volgt. Een vooraanstaande Jood uit Edingen/Enghien nam in het najaar van 1369 het initiatief om tegen betaling hosties te laten stelen door een tot het christendom bekeerde Jood om ze nadien te ontheiligen. De man werd kort daarop vermoord (glasraam 1-3). Zijn weduwe bezorgde de hosties aan de Joden in Brussel, die ze op Goede Vrijdag 1370 in hun synagoge met messen doorboorden. Uit de geconsacreerde hosties begon bloed te vloeien (glasraam 4 en 5). Een tot het christendom bekeerde Jodin werd omgekocht om de hosties te gaan verbergen bij de Joden in Keulen. Zij kreeg echter berouw en vertelde het ganse verhaal aan de pastoor van de Kapellekerk in Brussel, die de miraculeuze hosties in ontvangst nam (glasraam 6 en 7). Op basis van de getuigenis van de Jodin (glasraam 8) en na veroordeeld te zijn door de Hertog van Brabant, werden de Joden in het openbaar terechtgesteld op de brandstapel. De overblijvende Joden werden door de Hertog  verbannen uit het Hertogdom Brabant en hun bezittingen werden verbeurd verklaard (glasraam 9). Het miraculeuze sacrament werd vervolgens in processie overgebracht naar de collegiale kerk van Sint-Goedele (glasraam 10).

De relikwie van het Sacrament van Mirakel speelde een belangrijke rol als nationaal symbool voor de katholieke identiteit van het land. De verering van de relikwie was een publieke ondersteuning in de strijd tegen Joden, Protestanten en liberalen. Karel V en de familie van Habsburg schonken in de 16de eeuw de gebrandschilderde glasramen van de kapel van het Sacrament van Mirakel. In de 17de eeuw begiftigden de Aartshertogen Albrecht en Isabella de kapel met tal van geschenken. Albrecht en Isabella werden begraven voor het altaar van het Sacrament van Mirakel. De eerste Belgische koningen, Leopold I en Leopold II schonken de eerste twee 19de-eeuwse gebrandschilderde glasramen van de zuidelijke zijbeuk. De andere glasramen werden geschonken door de Belgische adel.

Na 1870 had de relikwie geen nationale betekenis meer. De lokale verering van het Sacrament  van het Mirakel overleefde tot aan de Tweede Wereldoorlog. Bovendien houden de gebrandschilderde glasramen, schilderijen en wandtapijten de vermeende geschiedenis van de ‘’bloedlaster’’ in leven. Alleen na de tragedie van de Holocaust, en onder invloed van een meer verlichte mentaliteit, werd in Katholieke kringen een meer kritische houding aangenomen ten opzichte van deze anti-Joodse middeleeuwse legende.

Voor een historisch-kritische benadering van de legende, zie: Luc DEQUEKER, ‘Het Sacrament van Mirakel. Historische nota’, in Anne VAN YPERSEELE DE STRIHOU, De kerkschat van DE SINT-MICHIELS- EN SINT-GOEDELEKATHEDRAAL te Brussel, Brussel 2000, pp. 13-19. Luc DEQUEKER, Het Sacrament van Mirakel. Jodenhaat in de Middeleeuwen, Davidsfonds Leuven, 2000.