Kunnen wijzelf, degenen van wie we houden en ook de anderen, nog aan iets anders denken tijdens deze moeilijk tijden waarin wij allen lijdzaam moeten toezien en gehoor geven aan de verschillende maatregelen om ons te beschermen tegen deze onzichtbare vijand.
Moeilijk, zo niet onmogelijk in mijn ogen, alleen al door zich aan het denken te zetten stellen wij ons meer en meer vragen over de dood. De dood, door wie niet alleen ‘’anderen’’ werden weggerukt, maar ook dierbaren, gekenden, mensen met een familie, vrienden, collega’s, een leven aan relaties.
Tevens weten wij ook dat zij die gestorven zijn omwille van het virus, weggedragen worden uit hun huis, ontrukt aan de genegenheid van hun naasten, een genegenheid die niet meer mogelijk is om te tonen; van de ene dag op de andere worden zij eenzame mensen in een medisch proces, verzorgd door de handen van onbekenden, waardoor een gevoel van verlatenheid ontstaat. Van vele mannen en vrouwen kreeg ik deze dagen te horen: ‘’ ze hebben hem in de ziekenwagen geladen, we mochten niet met hem mee, tot op heden kregen we geen enkel nieuws, of ze hebben ons laten weten dat hij overleden is.’’
En dan, geen enkel afscheid van het stoffelijk overschot, alleen een naamloze kist in het midden van zovele anderen die weggevoerd worden zonder een mogelijkheid tot afscheid.
Velen mensen, vooral ouderen, zijn bang om ziek te worden en alleen te sterven, ver weg van hun geliefden en onthouden van enig religieus symbool zo belangrijk voor hen die het christelijk geloof belijden. Wat overblijft is een gevoel van medelijden, een ‘’samen lijden’’. Door dit gevoel van medelijden worden wij heen en weer geslingerd, eigenlijk terug gebracht tot iets wat meer op droefheid gelijkt: gevoelens, emoties, pijnen die wij niet kunnen uiten door middel van een gebaar, een concrete handeling voor hen die lijden en sterven. Natuurlijk kunnen wij ook wenen, maar zonder iets te kunnen doen voor hij die sterft, een wanhopige onmacht. Wij worden als het ware terug gebracht tot het aanvaarden van een ‘’niets doen’’, aangezien wij niets mogen doen met als doel voor ogen dit kwaad te bedwingen om alles in het werk te stellen zodat het leven zou kunnen overwinnen.
Het komt er ontegensprekelijk op neer, deze realiteit te aanvaarden, maar ze niet te bannen, ook niet te laten verwijderen door noodoplossingen die ons blind zouden maken om ons een immuniteit te garanderen die enkel zou voorbehouden zijn voor enkelingen.
We zitten allemaal ‘’in dezelfde boot’’, jong en oud, en samen moeten wij in stilte de vele vragen verwerken zonder te vervallen in gelatenheid. Integendeel,
met de wil tegen de dood te vechten, vooral wanneer het er om gaat vragen te stellen om ons leven ernstig te nemen.
Denken aan de dood is eigenlijk denken aan het leven, zelfs indien, zoals op dit ogenblik, het moeilijk is om alles te begrijpen.
Zoals de schrijver Fernando Savater ons zegt: ‘’ Wij worden mens wanneer wij de zekerheid van de dood aanvaarden, ook al is het niet volkomen’’.
In afwachting, zeker in deze dagen van afzondering, waarin wij verplicht worden om de dagen door te brengen met degenen met wie wij het leven delen, laten wij trachten een gezicht van tederheid te hebben, woorden te vinden die ons helpen om samen te leven, elkaar lief te hebben als reizigers die weten dat er einde komt aan de reis. Waar het op aan komt is de manier waarop wij samen deze levensweg hebben afgelegd.
Enzo Bianchi – ‘’La Repubblica’’ van 23 maart 2020.